Niet-cognitieve vaardigheden van middelbare scholieren 2018-2020

16 mei 2022

De rol van niet-cognitieve vaardigheden in het onderwijs

 

Om goed te kunnen leren hebben jongeren meer nodig dan alleen kennis. Vanuit de literatuur en onderwijspraktijk wordt steeds vaker de relevantie van niet-cognitieve vaardigheden naar voren gebracht. Nu gaat het daarbij om een veelheid van vaardigheden en competenties, waarvoor geen eenduidige aanduiding gebruikt wordt. In deze factsheet gaan wij gaan in op een aantal verschillende niet-cognitieve vaardigheden en competenties: vindingrijkheid, nieuwsgierigheid, kritisch denken en probleemoplossend vermogen. Dit zijn vaardigheden en competenties waarvan we op basis van eerdere literatuur weten dat ze van belang zijn voor onderwijsuitkomsten en uitkomsten later in de loopbaan én waarvan we weten dat deze ook beïnvloedbaar zijn binnen het onderwijs.

 

Scholen/besturen die hebben deelgenomen aan de gegevensverzameling kunnen de cijfers van hun eigen school/bestuur inzien in de digitale terugkoppeling, via deze link. Hiervoor is de inlogcode nodig die bestuurders en schoolleiders van deelnemende scholen hebben ontvangen.

 

Resultaten in het kort:

Vindingrijkheid

  • Ongeveer eenvijfde van de leerlingen geeft aan niet vindingrijk te zijn en 30-40 procent geeft aan dit wel te zijn.
  • In 2020 laten leerlingen een hogere score zien op vindingrijkheid. Dit verschil is het meest uitgesproken voor vmbo’ers.
  • De stijging in vindingrijkheid tussen 2018 en 2020 is niet te zien in Maastricht-heuvelland, en voor Sittard-Geleen is deze niet significant anders tussen 2018 en voor de zomer 2020. 
  • In 2018 scoorden de meisjes lager op vindingrijkheid dan de jongens, maar in 2020 zien we dit verschil niet terug.
  • De stijging in vindingrijkheid tussen 2018 en 2020 is het grootst onder leerlingen met mbo-opgeleide ouders.

Nieuwsgierigheid

  • Zo’n 30-50 procent van de leerlingen vindt zichzelf nieuwsgierig en 15-20 procent vindt dat niet.
  • In 2018 zien we hogere scores voor havo en vwo in vergelijking met die van het vmbo, in 2020 zijn alleen de scores voor vwo’ers significant hoger.
  • Er zijn geen systematische verschillen tussen de regio’s.
  • Jongens scoren hoger op hun zelfbeoordeling van nieuwsgierigheid dan meisjes.
  • Er zijn geen systematische verschillen tussen leerlingen met verschillend opgeleide ouders.

Kritisch denken

  • Ongeveer eenvijfde van de leerlingen geeft aan vragen te stellen die anderen niet stellen, zo’n 30 procent geeft aan dit niet te doen. Dit beeld zien we ook terug bij de vraag of leerlingen het interessant vinden als anderen het met hen oneens zijn.
  • De score voor kritisch denken is voor 2020 hoger dan die in 2018.
  • In 2018 is de score voor havo en vwo hoger in vergelijking met het vmbo. In 2020 is dit beeld minder duidelijk en zien we alleen voor het vwo hogere scores in vergelijking met het vmbo.
  • In Noord-Limburg en Midden-Limburg zien we hogere scores voor 2020 in vergelijking met 2018.
  • In 2018 ligt de score voor meisjes lager dan die van jongens. Voor meisjes is de score in 2020 hoger dan die in 2018, voor jongens is er alleen een verschil tussen 2020 sept/okt en 2018.
  • Voor leerlingen met mbo-opgeleide ouders zijn de scores in 2020 hoger dan die voor 2018.

Probleemoplossend vermogen

  • De helft van de leerlingen vindt van zichzelf dat ze problemen actief oplossen, tien procent vindt dat niet.
  • Er zijn geen verschillen zichtbaar tussen de perioden of tussen regio´s.
  • Leerlingen op het havo en vwo laten een hogere score zien dan leerlingen op het vmbo. Vwo´ers laten na de zomer 2020 een lagere score zien dan die in 2018.
  • Er zijn geen verschillen tussen jongens en meisjes in hun zelfbeoordeling van hun probleemoplossend vermogen.
  • In 2018 laten leerlingen met hbo-of wo-opgeleide ouders hogere scores zien dan leerlingen met mbo-opgeleide ouders, maar in 2020 is dit verschil niet meer significant.

Deze factsheet is hier als pfd te downloaden