De OML in het kort


Doelen

 

  • Ontwikkeling als instrument om inzicht te krijgen in relevante aspecten (cognitief en niet-cognitief) van de onderwijsloopbaan van leerlingen vanaf groep 2 van de basisschool, via de middelbare school tot en met toetreding tot het vervolgonderwijs (mbo, hbo, wo). Daarbij wordt gestreefd naar een zo gericht mogelijke gegevensverzameling in het onderwijs (wat hebben we nu echt nodig aan informatie?) en een sterkere verbinding met de complementaire informatie uit het NCO. De OML als databron.
  •  

  • De gezamenlijke opbouw en borging van kennis uit onderzoek en onderwijspraktijk, een versterking van de onderzoeks- en verbetercultuur op scholen en een gezamenlijke aanpak van regionale vraagstukken. De OML als werkplaats.

De centrale visie binnen de OML is dat kennis over goed onderwijs het resultaat is van ervaringen uit de onderwijspraktijk én onderzoek. Beide worden binnen de OML van gelijkwaardig belang geacht.



Werkwijze


De werkwijze binnen de OML berust op de kwaliteitscyclus doelen-data-duiden-doen.  Concreet betekent dat het volgende:


  • De OML ondersteunt scholen bij de formulering van de doelen van hun onderwijs of voorgestelde aanpassingen. Goed geformuleerde doelen zijn de uitkomst van een dialoog tussen betrokkenen uit de school of binnen het bestuur, en met externe stakeholders. Vanuit het onderwijsveld is de behoefte geuit, zowel bij bestuurders, schoolleiders als leraren, aan ondersteuning bij de formulering van concrete doelen en de verkenning van de vraag die in de school (of het bestuur) om een antwoord vraagt.
  •  

  • De vervolgstap is dan te kijken naar de probleemoriëntatie en welke data beschikbaar is of gebruikt kan worden. Daarbij zet de OML in op sterkere verbinding tussen gegevens die door het NCO worden gerapporteerd (met name ‘harde’ gegevens over leerlingstromen) en de gegevens die in de OML worden verzameld (met name ‘zachte’ gegevens over leerontwikkeling van leerlingen en de rol van sociaal-economische achtergrond). Een pilot in het basisonderwijs maakte de meerwaarde van deze verbinding duidelijk en komende jaren wordt ingezet op intensivering van de samenwerking OML-NCO, ook voor het vo. Daarnaast wordt een verbinding gezocht met gegevens die de school zelf verzamelt. Doel is ook helder te krijgen welke data nu echt nodig zijn en welke data eventueel niet verzameld hoeven te worden.
  •  

  • Nadat onderzoekers analyses hebben uitgevoerd op de beschikbare data, vindt gezamenlijk de fase van het duiden van de data plaats. Voor de duiding zijn zowel de kennis uit onderzoek als die uit de onderwijspraktijk van cruciaal belang. Ook draagt de fase van gezamenlijke duiding bij aan de professionalisering van leraren, schoolleiders en andere onderwijsprofessionals op het gebied van onderzoeksmatig werken.
  •  

  • Als helder is wat de data vertellen en waarop actie nodig is, kan vanuit onderzoek en praktijk gekeken worden welke werkzame aanpakken, of elementen daarvan, beschikbaar zijn. Wat kunnen we gaan doen? Hoe kunnen aanpakken die in de literatuur blijken te werken, aangepast worden aan de context van de school? Na uitrol van de aanpak, wordt ingezet op monitoring en herhaalt de cyclus data-duiden-doen zich totdat de doelen bereikt zijn.

 

Activiteiten


  1. De basis: doelen en data

De basis van de OML wordt gevormd door de reguliere dataverzameling, -verwerking en digitale terugkoppeling naar scholen. Hierbij horen ook relatiebeheer, themabepaling en kennisdeling. Het hele jaar door worden gesprekken gevoerd met leraren, directeuren, bestuurders en andere onderwijsprofessionals. Op basis van deze gesprekken worden de thema’s in de OML aangepast aan de behoeften vanuit het onderwijsveld en de wetenschap. De resultaten worden dan gedeeld via de digitale terugkoppeling. Deze ‘passieve’ terugkoppeling bestaat daarbij uit factsheets (resultaten uit OML-data) en kennisdossiers (resultaten uit breder onderzoek) op thema’s waarop de scholen in hun eigen digitale omgeving kunnen nagaan hoe de eigen school het doet in relatie tot andere scholen.

 

  1. Verdieping: duiden en doen

Om van data naar informatie te komen is de samenwerking tussen onderzoekers en onderwijsprofessionals van cruciaal belang. De OML organiseert daarom workshops voor scholen en besturen en thematische bijeenkomsten, waarbij ook aandacht is voor de rapportages van het NCO en de mogelijke link ertussen. Doel van de workshops is grip te krijgen op de ontwikkelingen op de eigen school, waarnaast ook informatie wordt gedeeld over mogelijke werkzame aanpakken op scholen. Naast de workshops voor alle scholen onder één bestuur wordt dit ook gedaan in professionele leergemeenschappen op thema (bijv. overgang po-vo, taalvaardigheid). Door de samenwerking in deze workshops en leergemeenschappen wordt niet alleen beoogd om de kwaliteit van het onderwijs te (blijven) borgen, maar worden onderwijsprofessionals ook in staat gesteld zich blijven te ontwikkelen als kritische vaklieden.

 

  1. Aanvullende projecten

Dit betreft (nieuwe) aanvullende projecten op scholen of andere partijen, die met de OML geëvalueerd kunnen worden (bijvoorbeeld 10-14 onderwijs, of rijke schooldag). De metingen van de OML maken een benchmark met het verleden mogelijk, maar ook een benchmark met andere scholen. Scholen of besturen die aanvullende projecten binnen de OML uitzetten, krijgen op die thema’s terugkoppeling op maat.
Naast concrete aanvullende projecten biedt de OML ook een portaal voor verdere professionalisering van onderwijsmedewerkers door de relatie die met Universiteit Maastricht ontstaat. Daarbij kan gedacht worden aan training, maar ook (promotie-) onderzoek door leraren of schoolleiders onder supersvisie van onderzoekers van de Universiteit Maastricht.



Opbrengsten

Een unieke longitudinale dataset waarin een breed scala aan vaardigheden en competenties van leerlingen samengebracht wordt, inclusief de sociaal-economische achtergrondkenmerken van die leerlingen. Informatie wordt opgehaald bij leerlingen, ouders en leerkrachten. Deze dataset faciliteert beleidskeuzes op scholen en innovatief wetenschappelijk onderzoek.

     

  • Factsheets waarin de resultaten voor Limburg worden weergegeven en vanuit de literatuur praktijkgerichte aanbevelingen worden gedaan. Deze factsheets geven:
    • Inzicht in trends van diverse leeruitkomsten over de tijd en vergelijking tussen groepen.
    • Inzicht in belangrijke aspecten van de onderwijsloopbaan van leerlingen, zoals inzicht in oorzaken van stagnering van leerprestaties, de rol van verwachtingen op leeruitkomsten, of mechanismen achter voortijdig schoolverlaten. Koppeling van de OML aan doorstroomgegevens van NCO maakt ook opvolging van leerlingen na het funderend onderwijs mogelijk.

     

  • Digitale terugkoppeling op relevante thema’s, die een vergelijking met scholen binnen het eigen bestuur, de eigen regio en in Limburg bevat en waarin trends in de tijd zichtbaar worden gemaakt. Hierbij wordt rekening gehouden met verschillende achtergrondvariabelen zoals opleidingsniveau van ouders en onderwijsniveau van de leerling, waardoor scholen zuiverder input krijgen voor een zelfevaluatie en na kunnen gaan of ze op de gewenste koers liggen.
  •  

  • Workshops waar onderzoekers en onderwijsprofessionals samenwerken om de data te duiden in relatie tot praktijkervaringen en onderzoek, en gekeken wordt wat dit voor de school kan betekenen (“van data naar informatie”).
  •  

  • Gezamenlijke opbouw van kennis over belangrijke aspecten van de onderwijsloopbaan van leerlingen vanaf groep 2 tot en met de middelbare school. Zoals inzicht in oorzaken van stagnering van leerprestaties, de rol van verwachtingen op leeruitkomsten, of mechanismen achter voortijdig schoolverlaten.
  •  

  • Samenwerking en partnerschap bij het opzetten en evalueren van initiatieven/projecten die op school worden uitgezet, zoals vernieuwende onderwijsconcepten maar ook projecten in de klas, waarbij direct wordt aangesloten op zowel praktijkkennis als bestaande wetenschappelijke kennis en de dataverzameling van de OML. Dit vormt ook een basis voor gezamenlijke aanvragen van subsidies voor onderwijsprojecten, zoals bij het Nationaal Regieorgaan Onderwijs (NRO).
  •  

  • Mogelijkheid voor de Universiteit Maastricht om als regionale opleider/ondersteuner van professionals in de onderwijspraktijk op het terrein van datagebruik, evidence-informed werken, en leiderschap in het onderwijs op te treden. Bijvoorbeeld aan professionals in de onderwijspraktijk die onderzoeksmatig willen werken in de school, of onderzoek doen in het kader van een opleiding, verdere professionalisering of promotieonderzoek.